‘SP MAAKT HET LASTIG’
‘SP MAAKT HET LASTIG’
Deze kop stond zaterdag in het Eindhovens Dagblad, boven een artikel dat gaat over de samenwerking tussen Helmond, Deurne, Gemert-Bakel, Asten, Someren en Laarbeek. Ofwel: Peel 6.1. De Helmondse SP zou het de overige vijf gemeenten lastig maken. Een gesprek met Mieke Meulendijks, fractievoorzitter van de SP in Helmond.
Klopt het, maakt de SP het de overige vijf gemeenten lastig?
‘Daar krijgen we wel erg veel eer van waarnemend burgemeester Ronnes. Wij zijn in Helmond dan wel de grootste partij, maar hebben het echt niet alleen voor het zeggen hoor! En los daarvan, wij zijn er helemaal niet op uit om het iemand lastig te maken.’
Waarom zou deze burgemeester dit dan beweren?
‘Dat zou je eigenlijk aan hem zelf moeten vragen. Natuurlijk hebben we het afgelopen jaar gemerkt dat het allemaal niet altijd even makkelijk gaat, maar wat wil je? De Peelgemeenten staan samen voor een enorme opgave om de drie decentralisaties die landelijk zijn opgelegd goed uit te voeren. En dat onder grote druk van bezuinigingen en tijd. Voor de gemeenten is alles nieuw, zoals ook de Astense wethouder Huijsmans in het artikel aangeeft. Tel dit alles bij elkaar op en dan begrijpt iedereen dat het wel eens spannend is in de samenwerking. Daar loopt de SP heus niet voor weg!’
Dus ook de bewering dat de SP niet wil samenwerken is niet juist?
‘Nee, integendeel. De SP heeft helemaal niets tegen samenwerken. Dat doen we in Helmond volop: we zitten in de Metropool Regio Eindhoven, BrabantStad, Brainport, samenwerking Campusgemeenten, en ga zo maar door. Ik herken me dus echt niet in deze uitspraak.’
De SP was toch altijd kritisch op Peel 6.1?
‘Wij waren niet kritisch op samenwerking in de Peel, maar wel op de manier waarop het twee jaar geleden is opgezet. Er is eerst een juridische constructie, een zogenaamde gemeenschappelijke regeling, opgezet. Dat gaat dus met name over het HOE je samenwerkt. Maar het WAT, de inhoud, daarover was nog nauwelijks gesproken.
Dat was volgens ons precies de verkeerde volgorde: eerst moet je namelijk als gemeente weten wat je precies wilt gaan doen en hoe je beleid er uit moet zien. Hoe je de beste zorg inricht voor de inwoners. Welke kwaliteit je wilt leveren. Pas daarna ga je kijken hoe je dat het beste gezamenlijk in kunt richten.
En dat is precies waar we allemaal gezien hebben dat het ging knellen: de regeling zoals die oorspronkelijk was opgezet, sloot niet meer goed aan bij de inhoud.’
Dus kreeg de SP alsnog gelijk…?
‘Dat is veel te makkelijk gezegd. Het is een complex proces onder hoge druk. Iedere gemeente doet haar stinkende best om er het beste uit te halen voor de inwoners. Er is een pas op de plaats gemaakt en de wethouders met jeugd en zorg in de portefeuilles zijn om de tafel gaan zitten om intensief over de inhoud te praten. Daar zit het probleem niet, inhoudelijk weet iedere gemeente goed hoe ze de zorg voor hun inwoners willen organiseren. Het zijn de eerder gemaakte afspreken die daar steeds slechter op aan lijken te sluiten.’
Waar ligt dan de oplossing?
‘Als gezegd, het is een complex proces, en er is geen eenvoudige, pasklare oplossing. Dan hadden de gemeenten deze al lang samen gevonden. Wat de SP betreft zitten de eerder gemaakte afspraken niet in beton gegoten. Omstandigheden wijzigen, inzichten wijzigen, en dan moet je bereid zijn ook de eerder gemaakte afspraken kritisch tegen het licht te houden. We moeten elkaar niet in een wurggreep houden, maar er samen vol voor gaan, om maar bij de woorden van dhr. Ronnes te blijven. Maar samen betekent dan ook echt samen: met respect naar elkaar, en zonder beschuldigende vingers. Daar wordt niemand wijzer van.’
Hoe nu verder?
‘Wat de SP betreft staat de zorg voor onze inwoners voorop. Daar ligt onze verantwoordelijkheid en daar zal onze inzet op gericht zijn: organiseren dat mensen zo snel mogelijk de zorg krijgen die ze nodig hebben, die bij hun behoefte past en die van voldoende kwaliteit is. Zorg die geleverd wordt door kundige zorgverleners, dicht bij huis, die geworteld zijn in de wijk of buurt en daardoor een goed beeld hebben van de persoonlijke omstandigheden. Dat zal bij ons altijd leidend zijn; discussies over constructen en samenwerkingsvormen komen echt op de tweede plaats. Deze moeten dienend zijn aan deze uitganspunten.’